Het artikel van De Heer Konings in het vorige nummer schetst uitstekend de actuele situatie in de horeca.

Meestal heeft men het over restaurants, eethuizen en de grotere cafés die door hun  omvang, fraaie inrichting en hun uitgebreid aanbod en de service zie ze bieden eigenlijk geen cafés in de echte betekenis meer zijn, veeleer onder de benaming van  taverne, brasserie en dergelijke zijn gekend.

Het zijn echte  ondernemingen, die personeel in dienst  hebben, grote investeringen doen, moderne  koel- en tapinstallaties installeren, luxueus zijn ingericht met klimaatbeheersing, luxe meubilair,  een uitgebreide kaart en service aan de klanten aanbieden en vaak in drukke centra zijn gelegen.

Daartegenover staan de “echte cafés”, de lokale herbergen en volkscafés waar je aan de toog over de  plaatselijke of grote politiek en lokale toestanden kan discuteren. Waar men komt om een kaartje te leggen of zomaar voor de gezelligheid, vaak het lokaal van een geweldige supportersclub, meestal dicht bij huis zodat je na een glas bier te voet naar huis kan.

Je mag hier binnen komen voor een babbel aan de toog, samen met vrienden, in gewone dagdagelijkse kledij maar ook in werkkledij…

Je mag binnenkomen langs de voordeur, maar meestal heeft het etablissement ook een achterdeur die toegang verschaft. De klant was zo gekend dat hij gewoon bij zijn binnenkomst zonder enige bestelling zijn voorkeursdrank als welkom krijgt aangeboden.

De prijs van een pintje is er in veel gevallen nog betaalbaar.

En had die klant toevallig grote honger dan kreeg hij spontaan een boterham aangeboden…

 

 

Zo’ café is een ontmoetingsruimte waar tussen pot en pint de lokale toestanden, (in mindere mate de nationale politiek) uitgebreid op de korrel wordt genomen.

Samen met de lokale erfgoedcel (Dendermonde en omgeving) hebben we met heel veel bijval drie jaar na mekaar  met de nodige animatie enkele busuitstappen georganiseerd met telkens een viertal  bezoeken aan de echte volkscafés. Jammer genoeg konden we de kleinste caféetjes niet aandoen omdat we met een buslading (40 tot 50 personen) niet binnen konden. De laatste bustocht “tournée volkscafe” was in 2016 en nu nog worden we daarover aangesproken.

Vooral de gemoedelijke sfeer en het interieur waren opvallend. Een kachel in het midden van het lokaal, of langs de zijkant een grote leuvense stoof;  langs de muur nog echte houten zitbanken. Op de muren hingen  nog een aantal familiefoto’s naast de affiches van de kermis en de openbare verkopingen. Er hing zelfs was ook nog een “spaarkast”, waarvan sommigen nog in gebruik waren.

Je komt er voor de gezelligheid, voor een babbel, om te kaarten, je kan er spelen  op een pitjesbak, of bakschieten of vogelpikken (nu noemen ze dat darts). In het naastliggend schuurtje werd er gebold en bij eentje werd nog op de liggende wip geschoten met pijl en boog.

Ook dat worden rariteiten net als de bruine kroegen…

 

 

De bruine kroeg was ook het lokaal van de lokale verenigingen of sportclubs. Moest er vergaderd worden dan was de leefruimte (de living) van de uitbaters vaak ook vergaderzaal.

Pronkstuk is vaak nog zo’n echte authentieke cafétoog, een fraai meubel. Hooguit één tapkraan waaruit de pils van de brouwerij werd geschonken en verder nog een beperkt aanbod van speciale bieren in flesjes afgestemd  op de voorkeur van de klanten.

En aan die toog zijn heel wat levensverhalen verteld. De cafébazin of  -baas, een vertrouwenspersoon, is vaak geduldige toehoorder voor de vele frustaties, en is soms als het ware een soort “zieledokter”.

In vele van die kleine zaken gaat het niet direct om de omzet maar veeleer om het sociale leven en het lokale gebeurtenissen.

Die plaatselijke cafés hebben zeker een maatschappelijk draagvlak en een sociale functie  en recht van bestaan in ons dagelijks leven. Bovendien maken ze deel uit van onze  levenswijze en onze cultuur. Daarom verdienen ze zeker onze aandacht en zou het zonde zijn dat ze verdwijnen.

Het volkscafé heeft nog een plaats in onze huidige samenleving.

Ik durf het te vergelijken met een andere sector: deze van de frietkoten, een authentieke vorm van streetfood, althans voor ons land. De frietkoten zijn erkend als immaterieel erfgoed maar helaas verdwenen ze bijna allemaal uit het straatbeeld.

Ze bestaan nog enigszins op de kermis, daar wandel je misschien straks nog met een pak friet in de hand en eet je de frieten nog met de vingers.

Dat is genieten van de kleine dingen.

Inmiddels zijn de frietkoten geëvolueerd  tot frituren die steeds meer gaan gelijken op een eethuis (ik zeg bewust niet restaurant).

Meer een meer verdwijnen de gewone alledaagse dingen en wordt het leven complexer waar  minder tijd en mogelijkheid tot ontspanning is.

Tekst: André Delcart

Schrijf je in op onze nieuwsbrief

Wil je graag op de hoogte blijven met nieuws uit de horecasector, gratis toegang krijgen tot tal van beurzen en elke maand gratis de online versie van het magazine ontvangen?
Schrijf je dan hieronder in: