Cijfers liegen zelden: de binnenlandse consumptie van vlees daalt bijna elk jaar lichtjes. Maar ‘elk nadeel heeft zijn voordeel’: er wordt minder vlees gegeten, maar wel béter vlees. Belgen weigeren in te boeten op het vlak van smaak en variatie. Daar kan de horeca zijn voordeel mee doen.

Vlees staat soms in het verdomhoekje. En toegegeven: in vele gezinnen kreeg vlees de afgelopen decennia een erg groot gewicht in de voeding. De veeteelt wordt bovendien aangesproken op de milieueffecten ervan. Toch speelt rood vlees een belangrijke rol voor een gezonde en gevarieerde voeding. Zo bevat rood vlees essentiële voedingsstoffen die onmisbaar zijn voor het goed functioneren van ons lichaam. We hebben het dan over natuurlijke eiwitten, B-vitamines (B1, B3, B6 en vooral B12) en ook mineralen (zoals zink en ijzer). Vlees bevat daarnaast ook aminozuren en die gebruiken we voor de ontwikkeling en het onderhoud van ons lichaamsweefsel.

Licht dalende trend

Wat met de cijfers? In België wordt vooral varkensvlees gegeten (54% in 2018), gevolgd door rund- en kalfsvlees (19 %) en gevogelte (17 %). Tussen 2010 en 2018 verminderde de schijnbare vleesconsumptie in België met 8 %, zo leren we uit de bevoorradingsbalansen van Statbel. De schijnbare vleesconsumptie geeft weer hoeveel vlees er ter beschikking gesteld wordt op de binnenlandse markt.

Een enquête van VLAM bevestigde in 2019 de dalende trend. Uit die bevraging leren we ook dat 72 % van de Belgen één tot vijf keer per week vlees eet en 7 % minder vaak of nooit vlees eet. Vis, week- en schaaldieren profiteren niet echt van de lichte daling van de vleesconsumptie en staan doorgaans één keer per week op het menu. Opvallend is 18 % minstens wekelijks voor een (plantaardige) vleesvanger kiest dat dat 33% per week één keer (of vaker) géén vlees, vis of vleesvanger op tafel zet.

Kwaliteit is terug

Die lichte daling hoeft op langere termijn niet echt een probleem te zijn. De consument vraagt naar kwaliteit, en naar bewijzen van die kwaliteit. Geen wonder dus dat er tal van kwaliteits- en oorspronglabels in het leven werden geroepen. De voeding, de plek waar bijvoorbeeld koeien kunnen grazen, de milieueffecten, de traceerbaarheid, het dierenwelzijn: vele labels leggen de condities voor het kweken van runderen uitgebreid vast en controleren die ook. Als rechtstreeks gevolg van dat alles is de kwaliteit van rund- en kalfsvlees erop vooruitgegaan.

De veeteelt groeide uit van een bescheiden activiteit, uitgeoefend door individuele ambachtslui, tot een bedrijvigheid dat een onderdeel werd van een goed-geoliede voedingsindustrie. Die leverde de voorbije jaren veel inspanningen om de hele keten te verduurzamen. Het hormonengebruik werd volledig verboden, het gebruik van antibiotica (en andere toegelaten diergeneesmiddelen) werd beperkt en strikt gecontroleerd. In de Europese Unie is sinds 2006 het gebruik van groeibevorderaars, zoals laaggedoseerde antibiotica, bij landbouwdieren helemaal verboden. En dierenwelzijn werd vaste prik. Het laat de boeren toe om naar de basis terug te gaan: het kweken van runderen met veel eerbied voor het dier én voor de consument. Kwaliteit is dus helemaal terug. Minder consumptie van vlees? Dat kan. Maar wel: meer kwaliteitsvlees. En dat levert een duidelijke meerwaarde op!

Minder maar beter

Gezondheidsgoeroes raden ons aan om niet te veel vlees te eten. Zij pleiten voor een evenwichtige voeding en voor variatie. Milieudeskundigen knopen daar bijkomende redenen aan vast: veeteelt vergt veel van onze omgeving. Maar er zijn ook andere redenen. Zo werden gerechten populair uit andere culturen. Denk maar aan de keuken uit het Verre Oosten, of aan de mediterrane keuken. Tezelfdertijd speelt de vergrijzing mogelijk een rol. Oudere mensen eten bijvoorbeeld kleinere porties!

Een andere belangrijke rol speelt de vraag naar meer kwaliteit, zoals hierboven al aangegeven. De hele voedselketen is gedomineerd door een fenomeen dat we ‘premiumisering’ noemen. De kloof tussen dagelijks producten (ook consumenten met dure luxewagens op de oprit kopen discountmerken voor dagelijks gebruik) en premiumproducten (voor thuisfeestjes, voor het weekend in gezinsverband, voor alle guilty pleasures). Zo zijn er mensen die minder vaak biefstuk kopen, maar die ene keer per week voluit voor de duurste en smakelijkste biefstuk gaan.

Belang van horeca voor meerwaarde

Wat betekent dat alles voor de horeca? Ook hier is een dubbele beweging aan de gang. De vraag naar vegetarische gerechten steeg aanzienlijk. De tijd dat een vegetarische schotel een bordje snel bij elkaar gegooide ongekookte groenten inhield, ligt gelukkig al lang achter ons. Van snack tot haute cuisine: voor elk segment van de markt bestaan lekkere alternatieven en een goede chef weet de meest veeleisende vegetariër te verleiden met verrassende gerechten en een mooie presentatie. Dat mag diezelfde chef niet van het vlees weghouden. De horeca is en blijft belangrijk voor de consumptie van vlees. Opvallend daarbij is het relatief grotere belang van de horeca voor rund- en kalfsvlees. De horeca is voor alle vleessoorten samen goed voor ongeveer 7% van het volume, volgens de Consumptietracker 2018 van iVox in opdracht van VLAM. Voor rundvlees en ook voor kalfsvlees is dat echter 15%. Het is vooral rund- en kalfsvlees dat steeds vaker kwaliteitslabels kreeg. De horeca is dus een belangrijke afzetmarkt van (kwaliteits)vlees. Dat lijkt erop te duiden dat de horecaklant op restaurant (vaker dan thuis?) voor kwaliteitsvlees gaat. “Ik ga op restaurant, daar wil ik alleen het beste,” lijkt die klant te denken. En net zoals bij de vegetarische gerechten gaat deze redenering op voor alle lagen van de markt. We kunnen ten bewijze daarvan verwijzen naar het succes van luxehamburgerketens. Een ‘simpele’ hamburger? Ja, maar dan in een mooi kader en met kwaliteitsvlees!

Tekst: WDM

Schrijf je in op onze nieuwsbrief

Wil je graag op de hoogte blijven met nieuws uit de horecasector, gratis toegang krijgen tot tal van beurzen en elke maand gratis de online versie van het magazine ontvangen?
Schrijf je dan hieronder in: