Werken met studenten of nieuwe ‘extra’ arbeidskrachten: voor de horeca-kmo is het niet altijd simpel om te weten welke bepalingen gelden en waar op vlak van arbeidsrecht, fiscaliteit en sociale zekerheid rekening mee moet worden gehouden. Horeca Magazine zocht het uit en probeert, samen met sociaal jurist Dave Danckaerts van Horeca Vlaanderen, voor u deze soms complexe knoop te ontwarren.

Laten we, voor een goed begrip, beginnen met enkele sleuteltermen te verduidelijken.

Nuttige begrippen

Student: studenten die tegen loon arbeidsprestaties verrichten voor een werkgever, doen dat in het kader van een overeenkomst die conform de wet van 3 juli 1978 (betreffende de arbeidsovereenkomsten) is. Op bepaalde uitzonderingen na zoals werknemersleercontracten (ILW), leerlingenstages, IBO (individuele beroepsopleiding),… is het merendeel van de bepalingen van het arbeidsovereenkomstenrecht ook op hen van toepassing.

Wat mogen ze: studenten kunnen gedurende het jaar maximaal 50 dagen (contingent) werken aan verlaagde RSZ-bijdragen (2,71% voor de werknemer, 5,42% voor de werkgever). Vanaf de 51ste dag zijn de gebruikelijke sociale bijdragen verschuldigd. Het regeerakkoord voorziet een omschakeling van deze 50 dagen naar 400 uren.

Jobstudent: informele term voor een student die enkel werkt binnen de toegestane 50 dagen (ook deze term wordt informeel gebruikt in het kader van deze definitie).

Werkstudent: informele term voor een student die de 50 dagen overschrijdt.

Gelegenheidsarbeider of ‘extra’: Elke werknemer die door een werkgever in de horeca met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur en voor een maximumduur van 2 opeenvolgende dagen tewerkgesteld wordt. Op het loon van de gelegenheidswerknemer zijn verlaagde sociale bijdragen van toepassing. De bijdrage bedraagt 33% op een fictief loon van 7,62 euro per uur of 45,73 euro per dag.

Wat mogen ze: de gelegenheidsarbeider kan per jaar niet meer dan 50 dagen worden tewerkgesteld als gelegenheidswerknemer (werknemerscontingent). De werkgever kan maximaal 100 dagen per jaar gebruik maken van gelegenheidswerknemers (werkgeverscontingent). Een gelegenheidswerknemer mag maximaal 2 opeenvolgende dagen worden tewerkgesteld.

Deeltijds: Elke werknemer die minder dan voltijds werkt. In de horecasector bedraagt de minimale tewerkstelling van een deeltijdse werknemer minimaal 2 uur per dag en 10 uur per week.

Studenten

Een student kan uiterst voordelig worden tewerkgesteld. Op de eerste 50 dagen zijn immers maar zeer beperkte sociale bijdragen verschuldigd (de zogenaamde solidariteitsbijdrage: 2,71% voor de werknemer, 5,42% voor de werkgever). Bovendien dient ook geen bedrijfsvoorheffing op het loon te worden ingehouden.

Na het contingent van 50 dagen kan de student gedurende 50 dagen bij dezelfde werkgever als extra worden tewerkgesteld.

Tot zijn 18 jaar heeft een bijverdienste geen enkele invloed op zijn recht op kinderbijslag. Vanaf 18 jaar kan een student maximaal 240 uur per kwartaal arbeid verrichten, zonder zijn recht op kinderbijslag te verliezen. Deze grens van 240 uur geldt niet in het derde kwartaal, tenzij de student na deze zomer niet meer verder studeert. Deze regeling geldt onafhankelijk van de vraag of de student werd tewerkgesteld als werkstudent, jobstudent of extra.

Opdat hij geen belasting verschuldigd zou zijn, mag een student niet meer verdienen dan 7.270 euro (aanslagjaar 2014, 7.350 euro voor aanslagjaar 2015). Dit bedrag stemt overeen met een brutoloon van 9.251,72 euro.

Principieel hebben de ouders van de tewerkgestelde student een kind ten laste, hetgeen hen recht geeft op een belastingvermindering. Worden de ouders gezamenlijk belast, dan mag de student maximaal 3.070 EUR netto verdienen (inkomsten 2013, aanslagjaar 2014). Worden de ouders apart belast, dan mag de student maximaal 4.440,00 euro verdienen. Heeft de student een lichamelijke beperking, dan mag hij 5.630 euro verdienen.

shutterstock_158276231_web

Gelegenheidswerknemers

Een gelegenheidswerknemer of extra kan per jaar maar 50 dagen arbeid presteren aan de vaste sociale bijdragen van 33%, berekend op de verlaagde forfaits. De werkgever kiest per dag en per werknemer of hij gebruik maakt van het uurforfait of het dagforfait. Een werkgever kan maximaal 100 dagen per jaar gebruik maken van extra’s aan de gebruikelijke sociale bijdragen op de verlaagde forfaits. Werkt een extra op 1 dag voor meer dan één werkgever, dan verliest hij maar 1 dag van zijn contingent van 50 dagen. Stelt een werkgever op dezelfde dag meer dan één extra’s te werk, dan verliest hij slechts 1 dag van zijn contingent van 100 dagen. In het regeerakkoord wordt een uitbreiding voorzien van het aantal dagen waarop een werkgever gebruik kan maken van gelegenheidswerknemers, van 100 naar 200 dagen.

Voor gelegenheidswerknemers gold voorheen het systeem van full en light dimona. Sedert 1 oktober 2013 werden full en light afgeschaft. Nu kan de werkgever voortaan voor elke werknemer apart kiezen voor een uuraangifte of een dagaangifte. In beide gevallen is de werkgever maar de werkelijke sociale bijdragen verschuldigd op het forfaitaire loon, dat 7,62 euro per uur of 45,73 euro per dag bedraagt.

Een verplichte aangifte zoals voorheen aan het Waarborg en Sociaal Fonds, is niet meer nodig. Bovendien kan de werkgever nu in alle gevallen genieten van sociale bijdragen die worden berekend op het forfaitaire uurloon. Nadeel is dan weer dat het aantal dagen waarop deze gelegenheidsarbeid aan verminderde sociale bijdragen telt, wordt beperkt (50/100 dagen).

Lastenverlaging

Sedert 1 januari 2014 hebben werkgevers recht op een vermindering van de bijdrage voor de sociale zekerheid voor maximaal 5 vaste, voltijdse werknemers. De korting bedraagt 500 euro per maand (800 euro per maand indien de werknemer jonger is dan 26 jaar). Voorwaarde is dat de onderneming zich registreert voor en effectief gebruik maakt van een geregistreerd kassasysteem. Extra’s en de zogenaamde jobstudenten komen hiervoor niet in aanmerking, werkstudenten wél. Bovendien geldt deze tegemoetkoming enkel voor wie minder dan 50 werknemers tewerkstelt.

Bovendien genieten de zaken met een geregistreerde kassa van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de eerste 180 overuren op jaarbasis. ν